Ze was de eerste uitgezondene ooit namens Woord en Daad. We schrijven 1978, kort na de grote aardbeving in Guatemala. Woord en Daad was betrokken bij noodhulp in het land en op medisch gebied wás er veel nood. Verpleegkundige Dicky de Gier, later Herrera-de Gier, ging naar Guatemala om de medische zorg te coördineren. Een gesprek met het echtpaar Herrera, dat nog altijd voor Woord en Daad actief is: ‘Er kwam zó veel financiële ondersteuning uit Nederland, heel bijzonder.’
Dicky Herrera-de Gier (77) hield alles bij in een plakboek. Voor het interview heeft ze het plakboek weer tevoorschijn gehaald. Foto’s, een liturgie, een trouwkaart: ze vertellen het verhaal van anderhalf jaar in het Guatemala van de jaren ’70. ‘Leuk om alles weer eens terug te zien,’ zegt Dicky. ‘Ivo ’t Lam, de oprichter van Woord en Daad, was een vriend van onze familie. Woord en Daad was voor mij dus meteen vanaf het begin bekend. De organisatie was in die tijd nog heel klein, er was bijvoorbeeld nog geen kantoor. Alles gebeurde bij meneer ’t Lam en bij meneer Puttenstein (die later de eerste directeur werd) thuis.’ Dicky zelf was vanwege de persoonlijke contacten incidenteel betrokken als vertaler. ‘Ik was gediplomeerd verpleegkundige, maar ik had ook in Engeland gewerkt.’
Pionieren
Op een dag vroeg meneer ’t Lam aan Dicky of ze iemand kende die in Guatemala zou willen gaan werken om daar het medische werk te coördineren. Dicky: ‘Na verloop van tijd bekroop me de gedachte: als ík dat nou eens doe?
Ik had al een periode in Israël gewerkt, dus was bekend met medisch werk in een andere context. Daarbij had ik altijd al een verlangen om elders in de wereld van betekenis te zijn. Meneer ’t Lam zei: dan moet je maar eens met bestuurslid meneer Dankers gaan praten. Bij hem merkte ik aarzeling: moet je het nu wel doen? Hij vond het spannend. Het was echt een pioniersfunctie, er was niet eens een taakomschrijving. Maar ik zei: overal waar – figuurlijk gesproken – brood gebakken wordt, kun je leven. We zijn toch met elkaar in zee gegaan.’
Voorbereidingen
Uiteindelijk duurde het een paar maanden voor Dicky echt kon afreizen. ‘Er was eerst nog te veel politieke onrust in het land.’ In de tussentijd volgde ze bij de organisatie IKON een voorbereidingstraject voor christelijke ontwikkelingswerken. ‘Al was er niemand bij die ook naar Latijns-Amerika ging. Maar ik heb er evengoed wel iets aan gehad, en ik had in die maanden tijd om lessen Spaans te volgen. Het jaar erop kon ik in januari dan toch vertrekken.’
Na aankomst in Guatemala was er veel dat Dicky zelf moest ontdekken. Ze kwam terecht op een school met ruim 700 kinderen en een ziekenzaaltje, maar in het medische werk zat nog nauwelijks structuur. ‘Ga maar meelopen, was het advies. Luister maar mee met de dokter, die een keer per dag een uur langskomt. Dan zie je vanzelf wat er nodig is.’ En het klopte: het werk diende zich vanzelf aan. ‘Ik had mezelf bij aankomst ingeschreven op een taleninstituut, maar daar ben ik maar twee of drie keer geweest. Er was gelijk al zó veel te doen.’
Laatst kwam er een meisje met een heel lelijk ontstoken wond aan haar voet, zo in haar schoen, zonder verband o.i.d. Het bleek dat de moeder al eerder een recept gekregen had, maar door gebrek aan geld had ze het niet kunnen kopen. Nu na tien dagen behandeling ziet het er prachtig uit. Nog niet helemaal genezen, maar ze mag toch weer terug naar school. Ook hier konden we helpen omdat we de zalf voor haar kochten met geld uit o.a. Nederland.
(Dicky de Gier in kwartaalblad Woord en Daad, 1979)
Medicijnen en voeding
Eén van de dingen die Dicky direct opvielen, was het grote gebrek aan middelen. ‘Dokter Morales schreef de zieke kinderen iets voor, maar het medicijn werd meestal niet opgehaald omdat er geen geld was. Zieke kinderen kunnen niet leren. Dus ik voerde met het bestuur in Nederland het gesprek over het belang van extra medische zorg. Er kwam vanuit de achterban in Nederland ook zó veel financiële ondersteuning, heel bijzonder. We regelden dat kinderen uit het sponsorprogramma bij een bepaalde apotheek gratis medicijnen mochten ophalen.’
Een andere schrijnende situatie die Dicky in die tijd van dichtbij zag was ondervoeding. ‘Je kunt je de impact daarvan niet voorstellen. Ooit bezocht ik een familie waar een oma zorgde voor haar kleindochters, een tweeling. De moeder van de kinderen had het gezin verlaten. Oma gaf de baby’s verdunde koffie…’ Dicky zorgde ervoor dat er binnen het sponsorprogramma aanvulling kwam op het eten van de families en dat kinderen regelmatig gewogen werden. De harde realiteit was dat deze hulp niet overal op tijd kwam. Bij een foto van Dicky met een jonge baby in haar armen, in het kwartaalblad van Woord en Daad uit 1979, staat: De hulp van Zr. De Gier mocht voor deze baby niet meer baten. Door ondervoeding is dit kind overleden.
Bijbelschool
Toen Dicky een half jaar in Guatemala was, kwam Mario Herrera bij partnerorganisatie AMG in dienst. ‘Ik ben geboren en getogen in Guatemala,’ vertelt Mario, ‘maar ik heb een aantal jaren in het hotelwezen gewerkt in Guatemala-Stad. Mijn baas was christen. Ik had een jaar Bijbelschool gedaan in Californië en had daar zoveel gehoord en gezien, dat ik onrustig was. Ik vertelde mijn baas dat ik iets wilde doen in dienst van de Heere. Hij bracht me in contact met een vriend van hem, die bij AMG in Guatemala werkte.’
Richting geven
Samen zagen ze in die tijd dat armoede over veel meer gaat dan alleen om een gebrek aan geld of voedsel. ‘In het werk draaide het vaak om richting geven,’ merkt Mario op. ‘Mensen weten vaak zelf niet meer hoe ze verder kunnen. Ik denk aan een moment waarop plotseling vier kinderen uit één gezin niet meer naar school kwamen. We gingen bij de woning kijken. De moeder had psychische problemen en ze wist niet meer hoe ze haar kinderen te eten kon geven. Vader was allang uit beeld – er zijn heel veel gebroken gezinnen in Guatemala, wat veel sociale problematiek met zich meebrengt. Die dag heb ik uitgebreid met de moeder van de kinderen gesproken. We dachten na over wat ze zou kunnen doen om geld te verdienen. Ze kwam zelf met het idee om maistortilla’s te bakken en te verkopen. Ik heb haar een klein bedrag geleend, waarmee ze kon starten. Een week of vier later kwam ze het geld al terugbrengen. De kinderen begonnen weer naar school te komen. Die gebeurtenis staat voor mij symbool voor hoe simpel het soms kan zijn om mensen weer op weg te helpen.’
Terug naar Nederland
Na 1,5 jaar in Guatemala keerde Dicky terug naar Nederland. ‘Ik was op een punt gekomen dat ik het werk over kon dragen aan één van de Guatemalteekse artsen. Dat was heel mooi. Er waren toen al vier artsen in dienst, verschillende verpleegkundigen, en ook iemand die agogisch werk deed, want de projecten waren steeds verder uitgebreid. Ik had mezelf feitelijk overbodig gemaakt.’ Toen ze vertrok, was de burgeroorlog in Guatemala heftig gaande. Dat maakte dat ze niet makkelijk kon terugkeren naar Guatemala. ‘Het jaar erna zijn we getrouwd en is Mario naar Nederland gekomen, niet wetend hoe het verder zou gaan of waar we uiteindelijk terecht zouden komen. Meneer ’t Lam vroeg of ik de sponsorpost wilde gaan vertalen, van Nederlands naar Engels of Spaans. Dat ben ik gaan doen. Later heeft Mario daar ook veel bij geholpen.’ Nog altijd is het echtpaar als vrijwillig vertaler actief, ‘maar het is niet meer zo veel als vroeger.’
Onveranderd
Of het ooit een vraag is geweest om weer in Guatemala te gaan wonen? ‘Al snel ben je gesetteld: onze drie kinderen werden geboren, er was van alles te doen. Op een of andere manier is het er nooit meer van gekomen.’ Het was niet altijd gemakkelijk, geven Mario en Dicky aan. ‘Je krijgt te maken met vooroordelen als je uit een ander land komt of een ander uiterlijk hebt dan de meerderheid.’ Mario: ‘Maar er zijn ook mooie reacties. Iemand zei ooit tegen me: ‘We zijn kinderen van één Koning.’ Dat is me altijd bijgebleven, ik vond dat heel bemoedigend.’
Tijdens hun laatste reis naar Guatemala, in 2023, ging het echtpaar op bezoek bij hun vroegere werkplek bij AMG. ‘Met eén van de artsen van toen heb ik altijd contact gehouden,’ vertelt Dicky. ‘Zij doet nu, inmiddels gepensioneerd, als vrijwilliger oogcontroles bij de kinderen. Wat mij trof is dat sommige dingen onveranderd zijn gebleven. Een kind heeft bijvoorbeeld een bril nodig, maar doordat de familie geen geld heeft kan die niet gekocht worden.’
Het brengt haar bij een diepere dimensie: ‘Jezus heeft gezegd dat we de armen altijd bij ons zullen hebben. Je kunt zien dat dat klopt. De structuren in de maatschappij zijn niet veranderd. Op straat zie je nog net zo veel mensen bedelen als destijds. Maar toch: voor veel kinderen en hun families hebben we verschil kunnen maken. Ik herinner me nog steeds het meisje met een wond aan haar been, dat door mijn hulp toch medicijnen kreeg. Op een dag kwam ze naar me toe met een potje in haar hand met een bloemetje erin. Dat bood ze me aan, omdat ze me wilde bedanken. Na al die jaren ontroert het me nog.’
We zijn geweldig blij met alles wat we met uw hulp kunnen doen, maar soms als ik de nood zie hier, denk ik: het is eigenlijk nog niet genoeg. Naast de kinderen in onze projekten zijn er nog zo veel anderen en er zijn hier in de stad op veel plaatsen ernstig ondervoede kinderen te vinden, die dit hun hele leven niet meer kunnen inhalen en vaak (…) gehandicapt blijven.
(Dicky de Gier in Woord en Daad kwartaalblad, 1979)