Onderstaande column schreef Rina Molenaar voor Kerk op Dordt (1 december).
Mijn oma zong veel en graag, vooral als ze kookte.
Ze zong gelovig, dat voelde je als kind. In haar zang was ze in gesprek met de God die ze kende en liefhad. Vol overtuiging zong ze daarover en als kind genoot ik. Haar zingen nodigde uit mee te zingen.
Gelovig zingen raakt je hart en resoneert zelfs nog jaren later.
Dat ontdek ik opnieuw als ik in Bangladesh ben.
In de miljoenenhoofdstad Dhaka, zingt een oud lied van mijn oma weer in mijn hoofd.
Ik rij door de grote, op een na vieste stad van de wereld.
Of je wilt of niet, je wordt meegenomen in de maalstroom van het drukke stadsleven daar.
Vanuit de bustaxi die me van het vliegveld naar het hotel brengt, sla ik de grote chaos van toeterende auto’s en kleine gele tuktuk taxi’s gade. Tergend langzaam verplaatsen we ons meter voor meter. De rokende uitlaatgassen laten er geen twijfel over dat leven in deze stad ongezond is. Al snel gaat de stressdrukte van de stad in m’n lijf zitten.
Vanachter het taxiraampje staar ik naar de krioelende menigte en hoor ik oma het zingen: ‘onder miljoenen heeft Hij ook jou in het oog’.
Ongelooflijk maar zonder twijfel waar: God kent deze mensenmassa persoonlijk.
In deze stad wonen meer mensen dan in heel Nederland.
Het duizelt me als ik de kleurrijke mensenschare zie voortbewegen.
Het slaat me terneer als de zoveelste bedelaar met smekende ogen voor m’n raampje verschijnt.
Het beangstigt me als ik de CO2 uitstootstatistieken lees van Dhaka en besef hoeveel miljoenen levens ademen in deze vieze lucht.
In deze stad gaat elke morgen de zon op en roept de minaret de Bengalen wakker om naar de moskee te gaan. Miljoenen mensen geven gehoor aan deze oproep.
Een kleine minderheid christenen bidt in de stilte van hun huis tot God in de hemel. Sprekend en zingend bidden ze tot de God die onder miljoenen hen persoonlijk in het oog heeft.
Na een paar dagen Dhakadrukte reis ik naar het platteland en overnacht ik op een boot die aangemeerd ligt dicht bij een rivierdorp. De rust van het Bengaalse platteland doet weldadig aan. Zeker aan het einde van de dag als de lucht rood kleurt en de zon op fabuleuze wijze ondergaat. Het gouden moment van de dag dat de grootheid van God zichtbaar wordt voor miljoenen mensen..
Ik kijk over het spiegelende water en zie hoe snel de zon ondergaat.
In het schemerdonker denk ik in stilte na over de opgedane indrukken.
De mooie rode lucht en de grote vieze stad Dhaka krijg ik niet bij elkaar.
Dit stukje schepping van God en de uitdagingen van armoede voor miljoenen mensen in dit land puzzelen me.
Bij het zien van dit mooie stukje schepping van onze Schepper besef ik: wereldwijd heeft de mensheid een potje gemaakt van de hoge scheppingsopdracht uit Genesis.
Juist het verkwanselende gedrag van de sterke ondernemende mensen op aarde raakt de meest kwetsbaren. De inwoners van het rivierdorp achter de boot waar ik overnacht, kampen met grote overstromingen en cyclonen die ze van huis en haard verdrijven.
Dat er wereldwijd, in Nederland én Bangladesh, iets moet gebeuren staat buiten kijf. En dat kan al klein in Dordrecht beginnen. Maar wat kan ik vanuit mijn werk hier in Bangladesh het beste doen en waar?
In de stilte, op het donkere schipdek, voel ik me klein worden bij deze grote levensvragen.
En rijk.
Ik had een zingende oma die me nu hier alsnog troost met het lied dat ze in de keuken gelovig zong: ‘Onder miljoenen heeft Hij jou op het oog!’
De auteur is directeur-bestuurder bij Woord en Daad.