Door: Arnout de Visser, projectleider Inclusieve Agribusiness
Het is inmiddels al lang geleden dat de hongerbuikjes en kinderen met vliegjes op de ogen het nieuwsbeeld over Afrika domineerden. In de afgelopen 10 jaar is een genuanceerder beeld geschetst in de media, waarbij -terecht- ook de kansen benoemd worden. Tegelijkertijd zijn de feiten niet altijd rooskleuriger geworden. Een sprinkhanenplaag van ongekende proporties, overstromingen en andere natuurverschijnselen zorgen voor misoogsten en honger in het continent. Het overgrote deel van de Afrikaanse bevolking leeft op het platteland en is afhankelijk van wat ze zelf aan voedsel kunnen verbouwen. Vanuit Woord en Daad zetten we ons in om boeren te helpen om hun opbrengsten te verhogen en inkomsten te verhogen. Maar heeft het eigenlijk wel zin? We horen de vraag nog wel eens voorbijkomen: is ontwikkelingshulp in Afrika niet als trekken aan het spreekwoordelijke dode paard?
Ons antwoord: nee. Het continent Afrika, met ongeveer 1,3 miljard inwoners, is ongeveer net zo groot als de USA, Europa, India, China en Japan bij elkaar. Met uitzondering van de Sahellanden is het grootste gedeelte heel vruchtbaar te noemen. In deze column kan ik niet ingaan op de handelsbarrières, uitdagende logistiek en de politieke machten die meespelen in dit probleem. Ik wil me beperken tot enkele hoopvolle observaties voor het continent Afrika, als graanschuur van de wereld.
Ongebruikte landbouwgrond
Schattingen lopen uiteen, maar het leidt geen twijfel dat de meeste nog ongebruikte landbouwgrond in Afrika te vinden is. Ongeveer 600 miljoen hectare is nog niet in gebruik en de opbrengsten per m2 van het land dat wèl in gebruik is kan nog sterk verbeterd worden, door bijvoorbeeld gebruik te maken van betere kwaliteit zaad, duurzamere manieren van landbouw en voorkomen dat de oogst verloren gaat.
De miljoenen boeren met een klein stukje land leven nu veelal in armoede omdat ze zich vooral richten op het verbouwen van voedsel voor eigen consumptie. Als zij onderdeel worden van een grotere keten kunnen zij gaan produceren voor de lokale en internationale markt. Ieder geografisch gebied heeft zijn eigen natuurlijke kansen en door verschillende gewassen te combineren kan de totale opbrengst omhoog worden gebracht en wordt het risico gespreid. Een voorbeeld: door de gebruikelijke voedselgewassen te combineren met het planten van noten- of fruitbomen en het houden van bijen ontstaat er een inkomstenstroom die het gezin in staat stelt om uit de armoede val te komen. Het is dan wel van belang dat de boer heel eenvoudig de producten op de markt kwijt kan en dat agrarische producten ook lokaal verwerkt kunnen worden.
Ecologische aanpak
Het langzaam opwarmen van de aarde en de toenemende wereldbevolking vragen om een andere manier van voedsel verbouwen. De westerse wereld heeft een enorme slag geslagen om met grote commerciële boerderijen heel efficiënt voedsel te produceren. De huidige situatie in Afrika biedt een enorme mogelijkheid om deze hoogwaardige kennis in te zetten om de opbrengsten van kleinschalige landbouw te optimaliseren. De grenzen van conventionele landbouw met kunstmest en landbouwgif komen in zicht en deze inzichten zijn van onschatbare waarde voor de kleinschalige boerenbedrijfjes in sub-Sahara Afrika. In een goede constellatie worden de nieuwste wetenschappelijke inzichten en (IT) technieken ingezet in een schil rondom de Afrikaanse boer zodat hun productiviteit omhoog gaat. Zoals ontwikkelingslanden de koperdraad van het telefoon netwerk over kunnen slaan kunnen ze zich ook direct richten op het optimaliseren van ecologisch verantwoord verbouwen en verwerken van voedsel.
Sterker nog: het overgrote deel van de afrikaanse boeren werkt al op een toekomstbestendige manier: gif spuiten is voor veel boeren eerder uitzondering dan regel. Neem bijvoorbeeld de boeren in ons mango- en ananasproject in Sierra Leone. Naast dat ze nu een gewas verbouwen wat ze voorheen ‘over het hoofd zagen’ (de mango groeit er overvloedig maar er was weinig kennis om deze vruchten goed te onderhouden en te oogsten), kunnen ze door een biologisch certificaat veel meer ophalen met hun oogst. Afgelopen oktober konden we luisteren naar de verhalen van deze boeren tijdens deze uitzending in de ‘Week van de duurzaamheid’
Verantwoordelijkheid als consument
Het klimaat en de bodem in grote delen van Afrika lenen zich voor het verbouwen van dit soort gewassen die in het rijke westen niet verbouwd kunnen worden. Macadamia, Avocado’s, Mango’s en Cashew zijn populair in de westerse wereld en kunnen prima door small holder farmers verbouwd worden. Dit, samen met het grote potentieel aan beschikbare landbouwgrond en de mogelijkheden om bederf te voorkomen door lokale verwerking zal ertoe leiden dat Afrika een netto exporteur van voedsel kan worden. Als consument in het westen kunnen wij op onze beurt weer bijdragen door producten te kopen waarvan we weten dat boeren als Adama Bangura en Sorie Conteh (zie film) er een eerlijke prijs voor krijgen.
Over de auteur
Arnout de Visser is een rasechte ondernemer met het hart op de juiste plek. Met zijn gedegen kennis van agrarische ketens en de ervaring die hij opdeed in Mozambique is hij een wandelende vraagbaak voor collega’s. Als projectleider van verschillende projecten in het programma Inclusive Agribusiness en Investment Manager bij het Fair Factory Development Fund zet hij zich in voor betrouwbare, eerlijke en duurzame ketens. En dat zijn voor hem geen loze woorden.