Deze column verscheen in het Reformatorisch Dagblad van 15 december 2020
Iedereen heeft het er over.
Hét vaccin dat ons de controle over ons leven terug moet brengen. De vraag is: wie heeft er als eerste recht op het vaccin? Die puzzel wordt nu gelegd. Als het vaccin er is, kan de wereld weer bijna zoals vroeger worden.
Mensen halen al opgelucht adem: weer terug naar het oude normaal!
De druk op de zorg zal verminderen. Dan kan de horeca open en de economie weer op gang komen. We mogen elkaar weer ontmoeten in grote groepen.
En zelf kijk ik er reikhalzend naar uit om weer uit volle borst in een volle kerk de lofzang gaande te houden.
Het vaccin vult de laatste weken het nieuws. De eerste inenting in het Verenigd Koninkrijk is een feit, grote aantallen worden ingekocht. De betrouwbaarheid en bijwerkingen van vaccins staan ter discussie. We lezen de verhalen van mensen die helemaal voor of tegen het vaccin zijn, al dan niet om principiële redenen. Bij het lezen van al dat nieuws over dit thema bekruipt mij om verschillende redenen een ongemakkelijk gevoel. Is de conclusie van het bijzondere jaar 2020 dat bijna achter ons ligt: ‘Het vaccin zorgt voor controle, we kunnen terug naar het oude normaal’?
Ik hoop het niet…
Als ik het nieuws over het vaccin lees, komt de ontmoeting met de jonge moeder in het Noorden van Burkina Faso in 2016 weer in mijn gedachten. Ik had nooit kunnen denken dat ik in 2020 zo veel aan deze ontmoeting zou denken. Midden in de Sahel leeft ze, kwetsbaar en met geen enkele zekerheid. Als deze jonge moeder met vijf kinderen malaria krijgt heeft ze geen medicijnen voorhanden en is de kans dat zij overlijdt groot. ‘Mijn leven is in Gods hand’, was haar eenvoudige belijdenis.
Ze straalde kracht uit in haar kwetsbaarheid. Deze eenvoudige zin heeft me het afgelopen jaar zo vaak rust gegeven. Mijn leven is in Gods hand.
Als ik het nieuws over het vaccin lees bekruipt me nog een ander ongemakkelijk gevoel. Het vaccin wordt in Europa volop ingekocht. De race om zoveel mogelijk vaccins in te slaan is groot: ‘Wie het eerst komt, wie het eerst maalt’.
Oxfam Novib meldde in september zorgelijk nieuws: Rijke landen hebben 51 procent van de wereldwijde voorraad van coronavaccins gereserveerd. In die rijke landen woont slechts 13 procent van de wereldbevolking. Arme landen dreigen daardoor pas in 2022 toegang te krijgen tot een vaccin. Premier Rutte stelde de Tweede Kamer gerust en beloofde dat er een eerlijke verdeling zou komen. Hij zei: ‘Als kabinet proberen we ervoor te zorgen dat er niet alleen voldoende vaccincapaciteit is binnen de EU, maar we betrekken daarin ook wat wij kunnen doen voor het werelddeel Afrika.’ Wat komt er van deze stevige uitspraak in de praktijk terecht?
In oktober meldde het bestuur van de Wereldbank dat men akkoord was gegaan met 12 miljard dollar aan financiering voor ontwikkelingslanden voor coronagerelateerde problematiek. Hiermee kunnen de landen vaccins, testen en medicijnen inkopen en distribueren, maar ook technische hulp ontvangen voor de opzet van de vaccinatiecampagnes. De Wereldbank zond op deze manier een boodschap uit aan de farmaceutische bedrijven, zodat ontwikkelingslanden ook bij hen op het netvlies staan.
Een belangrijke stap voor dat deel van de wereld waar goede zorg niet vanzelfsprekend is.
Tegelijkertijd zien we dat de marktwerking rond het vaccin, testen en waardige zorg alertheid vraagt. Iedereen is het erover eens dat in een gezondheidscrisis alles op alles gezet moet worden om zoveel mogelijk mensen snel en eerlijk te helpen. Nu de run op het vaccin een feit is, vraag ik me wel af hoeveel er in de praktijk van terechtkomt. Een belangrijke vraag is hoeveel echte ruimte er is voor de ethische discussie rondom een rechtvaardige en eerlijke verdeling van het vaccin. We zien het vaak in ons werk: ontwikkelingslanden lijken per definitie achteraan in de rij te staan als het gaat om de verdeling van middelen, terwijl zij vaak de zwaarste lasten dragen.
De vraag die boven dit alles uitstijgt is: waar vinden wij onze zekerheid en wat leren we van die jonge Burkinese moeder die haar bescherming in haar kwetsbaarheid Hogerop zoekt?
Door Rina Molenaar
Beeld: EO Metterdaad