Toen ik in 2012 hoorde dat Woord en Daad een investeringsmaatschappij had opgericht werd ik heel nieuwsgierig: een investeringsmaatschappij opgericht door een ontwikkelingsorganisatie! Dan moet je wel lef hebben dacht ik, vanachter mijn bureau bij de bank waar ik toen werkte. Toen ik twee jaar later ging werken bij Incluvest, merkte dat ik dat dat klopte: bij Woord en Daad werken mensen met lef die nieuwe dingen durven te doen.
Eén van die nieuwe dingen was dat we met Incluvest vanaf 2015 leningen gingen aantrekken van achterban-ondernemers. Incluvest zette deze door als oogstfinanciering voor de cashewsector in West-Afrika. Later hebben we dit concept door vertaald naar een heus beleggingsfonds: het Fair Factory Development Fund. Dat was weer een nieuwe stap. Ik dacht opnieuw: dan moet je wel lef hebben! Maar deze keer moest ik ook mezelf bevragen: heb ik dat lef wel?! De eerlijkheid gebiedt te zeggen: dat had ik aanvankelijk niet. Maar het is wel gegroeid. Eén gebeurtenis illustreert hoe dat gebeurde.
Op 3 maart 2016 organiseerden we een bijeenkomst met leningverstrekkers over een mogelijke nieuwe oogstfinanciering aan het cashewbedrijf in Bénin. Ik vond dat spannend op dat moment, omdat er veel problemen speelden: er was een El Nino-droogte met als gevolg een zeer slechte oogst; een al toegezegde financiering van een fonds werd niet uitgekeerd; een generator ging kapot waardoor de fabriek afhankelijk werd van de stroomvoorziening van het onbetrouwbare electriciteitsnetwerk; er was een rattenplaag; een moeilijk verlopende directiewisseling; technische problemen bij de machinale kraak van ruwe noten; een staking van een deel van het personeel; vermoeden van fraude bij een aantal inkopers van ruwe noten… Kortom: allemaal zaken die je met een zekere regelmaat tegenkomt als je investeert in Afrika, maar allemaal tegelijk!? Hoe zouden de investeerders reageren?
Ik had de directeur van het bedrijf gevraagd om via Skype het verhaal te vertellen in onze bijeenkomst. Zo eerlijk mogelijk. Nou, dat deed hij! Gedurende 5 minuten, die voor mij wel een halfuur leken te duren, liep hij alle problemen uitvoerig langs. Ik dacht: nu zullen de investeerders wel hoofdschuddend de zaal verlaten. Maar wat gebeurde er? Eén van de investeerders draaide zich om naar het scherm, stak zijn duim omhoog en zei: ‘Knap hoe jullie dit allemaal aanpakken, succes daar!’ Hij was volkomen rustig, net als de anderen. De financiering kon worden verstrekt (en werd ondanks alles netjes terugbetaald)!
Vanuit die rust en dat vertrouwen hebben we de moed gevat om Fair Factory Development Fund op te richten. En dat heeft nu al veel vrucht gedragen. De investeringen van het fonds leverden alleen al in 2022 meer dan 13 miljoen porties voeding op. En ook de financiële resultaten van het fonds waren positief.
Terugdenkend aan de momenten van onzekerheid en twijfel voelt dat als een enorme zegen. Ik ben blij met Woord en Daad verbonden te zijn en mijn steentje aan het werk van deze bijzondere organisatie te kunnen bijdragen. Ik hoop en verwacht dat Woord en Daad ook in de komende jaren met lef blijft ondernemen en bouwen, samen met de achterban. Dat moet ook: onze verre naasten vragen dat van ons.
Column door Koert Jansen, managing director Fair Factory