Ad de Blaeij werkte, samen met zijn vrouw Coby, bijna 30 jaar op Haïti. Nu hij met pensioen is, is hij vrijwilliger in de Woord en Daad-kringloopwinkel in Ochten – want ‘Woord en Daad laat me toch niet helemaal los’. In dit jubileumjaar vroegen we hem terug te blikken op de jaren in het buitenland. ‘Veel van het werk hebben we in de praktijk moeten leren.’
Ad studeerde tropische landbouw in Wageningen, ‘met het idee om iets voor de arme naaste te gaan doen’. Woord en Daad lag altijd al dichtbij hem, vanwege zijn reformatorische achtergrond. ‘Coby en ik waren nog niet eens getrouwd en toen hadden we al een sponsorkind’, vertelt Ad. ‘Voor mijn studie liep ik zes maanden stage in Trinidad. Na ons trouwen ging ik werken als leraar op een middelbare landbouwschool in Dokkum. Toen kwam er een vacature voorbij van Woord en Daad voor landbouwonderwijs in Haïti. Ik solliciteerde en werd aangenomen.’
Het was 1982 – Woord en Daad bestond pas een kleine 10 jaar. Ad: ‘Ik zou bijna zeggen dat Woord en Daad toen vooral bestond uit goedbedoelende amateurs, en dat bedoel ik niet denigrerend. We waren zelf ook niet opgeleid om aan ontwikkelingssamenwerking te doen, mijn opleiding was vooral technisch. De rest hebben we vooral in de praktijk uit moeten vinden of van anderen moeten leren.’
In de beginjaren van Woord en Daad werden geregeld mensen vanuit Nederland uitgezonden. ‘Eerst werkten we samen met een lokale Haïtiaanse organisatie, maar later werd die samenwerking stopgezet,’ vertelt Ad. ‘Daarna is de organisatie Parole et Action (P&A) opgericht. Ik ben 12 jaar directeur geweest van deze organisatie. Langzamerhand zijn alle Nederlandse veldwerkers toen vervangen voor Haïtiaanse personeelsleden. P&A is nu een volledig Haïtiaanse organisatie, met ook een Haïtiaanse directeur en een Haïtiaans bestuur.’
Welke verandering heeft u in die tijd bij Woord en Daad gezien?
‘Vanaf eind jaren ’80 is de organisatie verder gaan professionaliseren – zowel bij P&A in Haïti met Pieter Boersema, als bij Woord en Daad in Nederland met toenmalig directeur Jan Lock. Ik zie dat Woord en Daad een heel professionele organisatie is geworden en dat vind ik positief. Wat je als individu leert doet er uiteindelijk niet zo veel toe, maar het gaat erom wat je als organisatie leert. En waar je als organisatie naartoe groeit.’
Hoe was het in Haïti toen u er in de jaren ’80 kwam wonen?
‘In die tijd was het er veel rustiger dan nu. Er was een dictator aan de macht, het leger bewaakte de orde. Voor buitenlanders was het relatief veilig. Onze kinderen reisden bijvoorbeeld gewoon met het openbaar vervoer. Maar nadat president Aristide aan de macht kwam en het leger afgeschaft werd, ging de veiligheid achteruit. Op een gegeven moment kregen jongens uit sloppenwijken wapens in handen, dat is het begin geweest van al het bendegeweld. Toen we net op Haïti woonden, bezochten we deze sloppenwijken gewoon, ook met bezoekers uit Nederland. Later werd dat levensgevaarlijk.’
Kunt u iets vertellen van het werk dat jullie op Haïti deden?
‘We hebben kinderen onderwijs gegeven en oudere mensen met alfabetiseringscursussen helpen lezen, wat natuurlijk geweldig was voor hun zelfvertrouwen. We hebben aan erosiebestrijding gedaan – erosie is een groot probleem voor de landbouw op Haïti. Daarnaast hebben we jaren een beroepsopleiding gehad ten zuiden van Port-au-Prince, waar timmerlieden en elektriciens werden opgeleid, maar ook agrarische opleidingen werden gegeven. Op de compound van deze school hebben we na de aardbeving van 2010 nog noodhulp verleend, met steun van Woord en Daad en ZOA. Maar ik moet eerlijk zeggen: ik denk terugkijkend niet zozeer in resultaten op grote schaal.’
Waarom niet?
‘Ik heb mijn werk in de eerste plaats altijd gezien als een roeping. Mijn naasten helpen ligt in de lijn van mijn geloof en het gebod van Jezus. En er zijn nu eenmaal uitdagingen die te groot zijn om op te lossen. In de jaren ’80 woonden er 4 miljoen mensen op Haïti, dertig jaar later bestond de bevolking uit 10 miljoen mensen. Landbouw is er echt moeilijk, 80 procent van het land bestaat uit bergen. Ik denk dat we enkelingen geholpen hebben, of kleine groepen. Feit is dat de Haïtiaanse economie in die jaren met maar een paar procent groeide, de bevolking verdubbelde, en armoede dus is toegenomen. Maar de invloed die het werk heeft op individuen, is natuurlijk heel groot.’
Wat leerden deze jaren u over armoede?
‘Armoede heeft voor een groot deel te maken met hoe mensen denken, met leiderschap en met hoe mensen onderling met elkaar omgaan. Verandering van denken is heel moeilijk. Religieus gedachtegoed kan daarin ook nog eens heel bepalend zijn.
Na 29 jaar op Haïti werkten we voor ZOA in Afghanistan en Noord-Nigeria. Op het gebied van armoede waren er veel overeenkomsten, maar de context was totaal anders vanwege de botsende religies in deze landen. Overigens is Haïti voor onze kinderen toch het meest als thuis blijven voelen. Ze zouden het land ook graag nog eens willen bezoeken met hun partners en kinderen. Ik heb zelf de bladzijde wel echt omgeslagen, al zou ik ook nog wel eens terug willen. Op dit moment is dat vanwege de veiligheidssituatie niet mogelijk.’
Hoe kijkt u naar Haïti?
‘Haïti heeft te maken met veel vooroordelen. Mensen benadrukten altijd dat Haïti het armste land was van het westelijk halfrond. Ik merkte dat dat echt invloed had op de beleving van mensen. Er wordt ook vaak gezegd dat er veel hulpgeld naar Haïti gaat. Ik snap dat het alles bij elkaar zo lijkt, maar op zo’n grote bevolking is het nog steeds verwaarloosbaar. Uiteindelijk komt er een veel grotere stroom aan geld naar het land toe via de diaspora, Haïtianen die elders op de wereld wonen. Dat geld gaat meestal ook naar bijvoorbeeld gezondheid en onderwijs, en uiteindelijk is dat veel duurzamer.’
En nu bent u vrijwilliger in de kringloopwinkel. Opnieuw een lijntje naar Woord en Daad!
‘Het werk heeft nog steeds mijn hart. Ik heb in al die jaren vaak gezegd dat mensen aan gemeenschapsopbouw moeten doen, dus dat doe ik nu zelf ook dichtbij huis. Ik doe veel vrijwilligerswerk, zit in het bestuur van het dorpshuis, help via de kerk anderstaligen bij het leren van Nederlands. En inderdaad ben ik vrijwilliger in de Woord en Daad-kringloopwinkel in Ochten, waar ik me vooral bezighoud met de boeken. Ik vind het een leuk idee dat de opbrengst naar Woord en Daad gaat. Woord en Daad laat me toch nooit meer echt los, ze is een belangrijk deel van ons leven geweest.’