De woning is donker en muf. Om er binnen te komen moet ik me bukken. Ik ga hier op bezoek samen met de maatschappelijk werker. Binnen zie ik op een steen een oudere vrouw zitten die met doffe, uitdrukkingsloze ogen naar boven kijkt waar het geluid vandaan komt. Ze is blind, flitst het door me heen.
Een jonge vrouw staat naast haar met een kind op haar heup. Zij voert het woord: ‘Ik ben weduwe en mijn moeder ook. We wonen hier met acht kinderen. Elke dag scheppen we water uit de poel een eindje verder op.’
Ze bukt zich en schenkt uit de gele jerrycan een donkere, bruine drab in een glas.
Het glas zet ze aan haar mond en ze drinkt. De kleine jongen op haar heup grijpt ook naar het glas.
Ik sluit even mijn ogen en laat de situatie op me in werken.
Je ziet de armoede hier, en je ruikt en voelt het ook. Het is bijzonder dat ik hier binnen mag komen. Tot voor kort wist geen enkele dorpeling wat er zich afspeelde achter de schamele deur van deze woning.
Deze vrouwen zijn sinds kort ‘zichtbaar’ geworden voor de maatschappelijk werker van het dorp.
Wat ik hier zie is diepe armoede.
Extreme armoede gaat verder dan alleen gebrek aan geld, drinkwater, gezondheidzorg, een dak boven je hoofd en goede kleding – zaken die voor veel mensen al een enorme uitdaging vormen in het dagelijks leven.
Deze armoede gaat ook over uitsluiting, geen sociaal netwerk hebben. Je afgezonderd weten van de gemeenschap. Omdat de gemeenschap je niet ziet, maar ook omdat jij jezelf uitsluit. Omdat je niet gelooft dat hulp die in het dorp geboden wordt, ook voor jou bedoeld is.
Deze vrouwen maken deel uit van de allerarmsten waar onderzoekster Anika Altaf * onlangs weer met me over sprak met passie. In deze Ethiopische woning moet ik aan haar onderzoek denken. Als Altaf spreekt over allerarmsten heeft ze het over deze mensen, realiseer ik me. Op een of andere manier komt dat diep binnen. Hier ben ik opeens onderdeel van dat waar Anika in haar proefschrift over schrijft. Waar ze met mij over spreekt.
De allerarmste is niet alleen iemand, zo legt Anika Altaf uit, die door organisaties voor ontwikkelingssamenwerking niet wordt gezien. Hij of zij is ook niet (meer) in beeld binnen zijn eigen familie, heeft geen kennissen die naar hem omkijken, is geen lid van een kerk en functioneert in geen enkele sociale kring. Als hij oud is heeft hij geen mantelzorger.
Deze blinde oude vrouw, en de jonge moeder leven in zo’n sociaal isolement. Ik zie ze niet als ik door het dorp loop. Ze zijn niet zichtbaar voor mij en ook niet voor de andere dorpelingen. Ze leven in een isolement. Het ontbreekt hen aan een elke sociaal netwerk en warme relaties.
Anika liet me eens een foto zien van een man in Bangladesh. Naast de spoorlijn bouwde hij zelf zijn ‘huis’. Aan de andere kant van de lijn lag het dorp, waar hij geen deel van uitmaakt. Hij was letterlijk een buitenstaander, een onbereikte. Zo’n sociale uitsluiting leidt vrijwel altijd tot mentale uitsluiting – onbereikten kijken naar zichzelf door de ogen van hun omgeving en gaan zich verstoppen. Ze maken geen contact meer en hebben een laag zelfbeeld. Ze worden niet gezien en door niemand vertegenwoordigd. Het maakt ze passief en depressief. Sommigen van hen voelen zich meer een dier dan een mens, vertelt Anika Altaf me.
De allerarmsten vormen geen homogene groep. Ze zijn in elke context verschillend. Denk aan slachtoffers van natuurrampen, vluchtelingen, gehandicapten, wezen, chronisch zieken, prostitueés en ouderen.
Er zijn een aantal risicofactoren bekend. Vrouwen hebben meer kans op extreme armoede, omdat ze regelmatig binnen een specifieke culturele context buitengesloten worden van bepaalde vormen van bezit of geen deel uit maken bij besluitvorming. Ook ouderen en mensen met een handicap vallen in een risicogroep, evenals kinderen die al op jonge leeftijd slachtoffer worden van misbruik en uitbuiting. Een combinatie van deze risicofactoren maakt dat mensen of groepen een grotere kans lopen op buitensluiting en extreme armoede.
Anika bezocht in 2012 en 2013 in het kader van haar promotieonderzoek een aantal landen waar Woord en Daad werkt. Ze deed onderzoek naar de groep allerarmsten. Wie zijn ze? En op wat voor manier hebben de programma’s van Woord en Daad invloed op hun levens?
De resultaten van haar onderzoek waren ontluisterend en voor mij en de collega’s van Woord en Daad een pijnlijke wake up call. Ik werk juist bij Woord en Daad om recht te doen aan mensen die het minder hebben dan wij. Woord en Daad is ervan overtuigd dat God elk mens uniek en met een verantwoordelijkheid gemaakt heeft. Dat er voor ieder mens kansen zijn én dat ieder mens een kans is. Dat motiveert me zo enorm. Toch namen de allerarmsten zelden deel aan programma’s en project die juist ook voor hén bedoeld zijn.
Na de uitslag van dit onderzoek ben ik nog meer gemotiveerd. Er ligt een grote uitdaging voor Woord en Daad en haar partnerorganisaties zoals in Bangladesh en Ethiopië.
Het betekent dat we doorgaan met ons belangrijke wereldwijde werk. Maar we kijken nu wel met een andere bril op naar de gemeenschappen waar we werken. We weten dat we de allerarmsten niet zomaar kunnen herkennen. Daarom zoeken we naar partijen waarmee we samen kunnen werken. Specialistische organisaties die specifieke kennis en ervaring hebben met moeilijk bereikbaren. Want we willen met elkaar leren hoe we de allerarmsten áchter de armen gaan zien.
Het zichtbaar maken van de onzichtbare vraagt wijsheid én geduld. Want iemand die zichzelf jarenlang heeft buitengesloten maak je niet zo maar onderdeel van de gemeenschap.
Ik realiseer me al deze uitdagingen als ik op een steen naast de blinde oude vrouw ga zitten, in die donkere woning in Ethiopië. Het is mogelijk ook dit gezin te bereiken, maar het kost tijd. De maatschappelijk werker vertelt me hoe hij zich bewust is de allerarmsten in zijn dorp. Hij vertelt hoe hij die onzichtbare families opspoort en weer onderdeel wil laten zijn van de gemeenschap. Hoe hij de eerst stap maakt. Simpel en eenvoudig door een dagelijkse groet op straat. Een kort gesprekje als je samen bij de modderige poel staat waar ze het water schept.
Het begint heel simpel en gewoon met contact. Dit eerst contact is al heel bijzonder voor deze twee vrouwen, die na jaren het gevoel hebben dat ze worden gezien. Dat ze er misschien weer bij kunnen horen.
*Anika Altaf promoveerde in 2019. Op 9 januari 2020 werd in Leiden haar boek gepresenteerd: ‘The many hidden faces of extreme poverty – Inclusion and exclusion of extreme poor people in development interventions in Bangladesh, Benin and Ethiopia’.
Beeld: Jilke Tanis