‘‘Ik put het water voor mijn gezin uit deze poel, ik kan vaak niet anders. De pomp die twee kilometer verderop staat, staat vaak droog. Vijftien kilometer verder is nog een andere pomp, alleen moet ik daar flink voor betalen.’’
In de Ethiopische community Senbatu Shalla staat Medina Nourité ons te woord. Ze onthaalt ons gastvrij en laat trots haar kinderen aan ons zien. Haar 10-jarige zoontje wordt naar voren geschoven: hij heeft Tuberculose gehad, maar is nu weer beter. De gezondheid van haar kinderen is voor Medina een grote zorg: ‘Als ik ze schoon water kan geven, merk ik dat ze aansterken. Maar de pomp in het centrum van het dorp staat droog en we hebben geen geld voor het water uit de pomp 15 kilometer verderop. En dus drinken ze hieruit.’ Ze wijst naar de kleine poel naast haar huis. Bruin, modderig water haalt ze met haar emmer omhoog.
Toen hij ‘s nachts wakker werd en zich realiseerde dat zijn katoenplantage dreigde te overstromen, stond Ibrahim Abdella voor een groot dilemma: zijn farm óf mensenlevens redden. “Ik voel me nog steeds schuldig over de grote kosten die ik veroorzaakte.”
Angstige momenten I Opeens was overal water. Het was midden in de nacht toen Ibrahim Abdella, met een schok wakker werd van gillende mensen. Toen hij naar buiten stoof, zijn huis uit, zag hij een grote angst waarheid worden: door hevige regenval dreigde de katoenplantage, waar hij manager van is, onder water te lopen. “Een groot dilemma,” vertelt Ibrahim later.