Het onvolmaakte is ook zichtbaar. Lees ik na een dagje tuinwerk de krant of open ik een nieuwssite, dan kom ik ook veel tegen over de schepping. Het klimaat, om het zo maar te zeggen. Het is een thema dat de gemoederen bezighoudt en het roept emoties van boosheid en chagrijn op.
Ik lees over rechtszaken, protesten, verontwaardiging van mensen die met voor- en tegenargumenten hun punt willen maken. Vooral onder jongeren is er sprake van klimaatstress. Er staan klimaatpsychologen klaar om iedereen die aan deze stress lijdt van goede tips te voorzien. Je zou er met elkaar somber van kunnen worden.

Christenen gaat dit alles niet voorbij. Bij het spreken en schrijven over dit thema is de verdeeldheid groot en kunnen de gemoederen flink verhit raken. Soms kan dit me wat bevreemden. De opdracht om voor de schepping te zorgen is toch geen exclusieve politieke opdracht maar een Bijbelse? We hebben een uniek verhaal te vertellen dat we met blijdschap mogen uitdragen. Zonder zaken simpel voor te stellen. Als boerenkleindochter en iemand die met enige regelmaat Afrikaanse boeren spreekt, weet ik dat het complex is. Naast die scheppingsopdracht krijgen we als schepsel nog een grote opdracht: laten we juichen en ons verheugen.

Na diverse bijeenkomsten of een-op-eengesprekken rond het thema ”zorg voor de schepping” rijd ik nog wel eens met een onbestemd gevoel naar huis. De ernst en de zwaarte van het thema neem ik dan mee. Ik denk dan na over hoe we als christenen een ander geluid, met wellicht een heel eigen taal en met de nodige blijdschap kunnen uitdragen.

Dat is niet eenvoudig maar het kan wel. Wat dat betreft kunnen we als volwassenen veel van kinderen leren. Toen ik enkele jaren geleden met moestuinieren begon, had ik mijn driejarige neefje als trouwe knecht aan mijn zijde. Ik leerde veel van deze kleine man. Door de meest basale vragen werd het scheppingswonder groter. Met hem verwonderde ik me ook over de kleine boon in de grond die uitgloeit tot een grote plant waar bonen van geplukt kunnen worden. Zijn enthousiasme bij het plukken werkte aanstekelijk. Hij liet me zien hoe simpel en eenvoudig je de blijdschap in praktijk kunt brengen. En die geplukte bonen smaakten mij beter dan ooit.
De noodzaak om de opdracht voor de zorg voor de schepping hoog op te nemen, is duidelijker dan ooit. Naast de juichende schepping die we met name in het voorjaar opmerken, zien we ook een schreeuwende schepping. De meest kwetsbaren lijden het meest van de veranderingen in de schepping, maar juist van hen leer ik dwars door alles heen blijdschap in praktijk te brengen.
Ik zie nog het lachende gezicht van een Filipijnse man voor me die met een hamer in de hand zijn verwoeste woning probeerde op te lappen na de tyfoon Haiyan. Ik denk terug aan het groepsgesprek met de boerinnengroep in het noorden van Burkina Faso. Met een vrolijke dans werden we welkom geheten. Eerlijk en realistisch vertelden ze hun verhaal over de uitdagingen en dat de vooruitzichten bepaald niet rooskleurig zijn.
Deze ontmoetingen moedigen me telkens weer aan om de grote scheppingsopdracht met blijdschap in praktijk te brengen.

De komende dagen hoop ik weer mijn tuin in te gaan, samen met mijn neefje. We gaan de lente voelen en ruiken, met de voorjaarszon op onze huid. Ondertussen denk ik verder na over hoe we het unieke verhaal met blijdschap in praktijk kunnen brengen.

Deze column verscheen in het Reformatorisch Dagblad van 16 april 2024.

Over de auteur

De auteur is bestuurder bij Woord en Daad.