Die vraag hield mij de afgelopen weken bezig en daar waren meerdere redenen voor. Ik volgde het debacle in Engeland rond de Post Office, een privaat bedrijf met de staat als enige aandeelhouder dat tussen 2000 en 2015 onschuldige “postmasters” voor de rechter sleepte. Onterecht, zo bleek, want het problematische boekhoudsysteem van multinational Fujitsu was er de oorzaak van dat onschuldige mensen in de gevangenis terechtkwamen. De afgelopen tijd was deze kwestie groot nieuws in Engeland vanwege de documentaire ”Mr. Bates and the Post Office”. De documentaire laat zien hoe meneer Bates, een getroffen postmaster, onvermoeibaar strijdt voor gerechtigheid.

Als je dit verhaal volgt, gaan je gedachten automatisch naar de toeslagenaffaire, die de gemoederen in Nederland tot op vandaag bezighoudt. Je vraagt je vertwijfeld af: hoe kunnen families zo tegen verkeerde of niet-werkende systemen aan lopen? De onrechtvaardigheid die mensen tot wanhoop drijft kan je niet koud laten. In een land waarin de democratie zegeviert, heb je, als het goed is, ondanks alles altijd handelingsperspectief en mag je rekenen op een functionerende rechtsstaat.

Maar… hoe neem je verantwoordelijkheid als je in een land woont waarin de rechtsstaat niet werkt en de overheid faalt in haar belangrijkste taak: het garanderen van een minimale veiligheid.
Een bezoek van Haïtiaanse partners aan Nederland wakkerde deze vraag bij mij weer aan. Haïti, een land in diep verval. Na de moord op president Moise Jovenel in 2021 bleef het land in verwarring achter. De chaos is sindsdien alleen maar groter geworden. Hij bereikte in de afgelopen week een nieuw hoogtepunt of, beter gezegd, dieptepunt door een gezamenlijke aanval van bendes op politiebureaus, gevangenissen en de luchthaven. De regering heeft de noodtoestand afgekondigd. Voor de gewone burger is het leven nog onveiliger geworden.
Ik weet hoe de situatie in het land is. Toch verrassen de berichten uit Haïti me steeds weer. Kwetsbaarheid en kracht lijken op een vreemde manier met elkaar verweven te zijn als je spreekt met de mensen uit Haïti. Na elke ramp en tegenslag lijken de Haïtianen veerkrachtig overeind te komen, zoals ook een bamboestok veerkracht kan laten zien.

Door alle ellende heen lezen en horen we van de zogenoemde ”daden van kleine goedheid” die de kranten niet halen, maar de bevolking wel overeind houden. Want, zo zeggen de Haïtianen tegen elkaar: „Tout moun se moun.” „Ieder mens is een mens.” Een hand op een arm, een beker koud water en een luisterend oor…

Daden van kleine goedheid hielden ook de slachtoffers van de Post Office in Engeland en de toeslagaffaire in Nederland soms op de been. Simpel het feit dat de ander je ziet en voor je strijdt. Daden van kleine goedheid zijn niet te organiseren. Evenmin te verbieden of tegen te werken. Ze kruipen namelijk steeds weer omhoog, zoals een platgetrapt grassprietje zich weer opricht.
De grote denker en Frans-Joodse filosoof Emmanuel Levinas zegt daar mooie dingen over. Bij het zien van de Ander, die Levinas het liefst met een hoofdletter schreef, wordt er een appel gedaan op je verantwoordelijkheid. Levinas zegt het raak en daarom citeer ik hem: „Tussen alle verwording van menselijke verhoudingen houdt de goedheid stand. Ze blijft mogelijk, ook al kan ze nooit een systeem of sociaal regime worden. Elke poging om het menselijke helemaal te organiseren is tot mislukken gedoemd. Het enige wat levendig overeind blijft, is de kleine goedheid van het dagelijks leven. Ze is fragiel en voorlopig. Ze is een goedheid zonder getuigen, in stilte voltrokken, bescheiden, zonder triomf.”

Kapotte, niet-werkende systemen van falende overheden kunnen je machteloos maken of je terneerslaan. Maar daden van kleine goedheid door gewone mensen, ook in alle gebrek, zijn sterker dan al het grootse. De samenleving die zichzelf organiseert, zelfs als de door de overheid gecreëerde randvoorwaarden volledig ontbreken. Zulke daden geven je iets in handen wat zelfs de machtigste dictator in de wereld je niet uit handen kan slaan. In dat besef is elke daad van kleine goedheid iets groots.

Deze column verscheen in het Reformatorisch Dagblad van 12 maart 2024.

Over de auteur

De auteur is directeur-bestuurder bij Woord en Daad.