Achter elke kaart een stukje betrokkenheid
‘Hoe vindt u het nou om dit werk te doen, terwijl u in het verleden wel interessantere taken had?’, vraag ik een keer als Ivo ’t Lam in het magazijn goederen verzendklaar maakt. Verbaasd zegt hij: ‘Ik vind het prachtig! Achter elke kaart die ik inpak, zie ik een stukje betrokkenheid bij Woord en Daad.’ Zijn antwoord doet me denken aan die bouwvakkers. De ene opperman zei: ‘Ik sjouw stenen’, maar de andere: ‘Ik bouw een kathedraal.’ Ivo ’t Lam ten voeten uit.
Het pionieren voor Woord en Daad begon voor ‘t Lam als honderd procent vrijwilligerswerk, naast een drukke baan in zijn fruitgroothandel, die hij samen met z’n broer dreef. Avonduren en zaterdagtijd. ’t Lam: ‘Ik was bijna aan de telefoon vastgegroeid. ‘We bellen maar onder etenstijd, dan weten we zeker dat u thuis bent,’ was vaak het argument. Het ging ten koste van de rust in het gezin. Wel gaf het Woord en Daad-werk enorm veel voldoening. Dat gold ook voor mijn vrouw en kinderen. Klagen deden ze absoluut niet. Maar op den duur was het niet te combineren met m’n zaak.’
Voor de voorlichting bleek het al snel onontkoombaar dat ’t Lam het werk overzee zelf zou bezoeken. ‘Ik had veel steun aan architect Chris de Heer, een echte gentleman. Hij vergezelde mij de eerste keer naar India. Ook ging ik samen met Joop Slot, eveneens een zeer correcte man, die in die begintijd samen met zijn vrouw de hele adoptie-administratie thuis deed en aan wie we veel hebben te danken.’
Met paarden door de nacht
‘Bepaalde dingen blijven je altijd bij. Die tocht in Haïti door de rivieren op kleine paardjes op een houten zadel zonder stijgbeugel, samen met De Heer. Wij elk een strohoed gekocht van een dollar. Onder de palmbomen ging het nog wel, maar toen moesten we een keer of zes dwars door een rivier. Op ’t laatst was ik zo moe dat ik over de nek van het paardje ben gaan hangen. Ik ben zelfs nog een keer het water ingeduikeld; in die hitte ben je echter zo weer droog. Toen we eindelijk in het pikkedonker op de plaats van bestemming kwamen aangesukkeld, begonnen de Haïtianen die ons gidsten, eten te koken in een schuurtje. De Heer en ik hadden evenwel al genoeg aan de lucht; we vielen als blokken neer. Ze hebben ons tot de andere ochtend door laten slapen.’
‘Wat ons als Nederlanders opviel: de grote vrijmoedigheid waarmee men in het buitenland hardop bad. Een grote reis beginnen is ondenkbaar zonder gebed. Slot en ik sliepen eens in het gastenverblijf in Chilakaluripet in India en John David –projectleider- haalde ons ’s morgens op. Hij knielde tussen beide bedden in, pakte de hand van Slot en van mij, en vroeg zo om bewaring voor die dag. Ook bij maaltijden in openbare gelegenheden, het gebed gebeurde hardop.’
Onderlinge band
In Velp werd op het kantoor van In de Rechte Straat in de beginjaren de administratie van Woord en Daad bijgehouden. Inmiddels was in 1978 een administrateur, Dirk Smits, benoemd. Het werk groeide en groeide. In 1980 trad Gerrit Puttenstein in dienst als directeur. ’t Lam werd voorlichter. Het kantoor vestigde zich in Gorinchem, leuk provinciestadje op de grens van het Groene Hart. Voor ’t Lam supercentraal gelegen, want hij woonde er al met veel genoegen. Hoe alles precies in elkaar zat, begrepen de mensen niet altijd, getuige de vraag aan medewerkster Hilda de Vries, ook in 1980 benoemd: ‘U bent zeker de vrouw van dominee ’t Lam?’
’t Lam vervolgt: ‘Professionalisering gaat schoksgewijs. Met bepaalde besluiten heb ik best wat moeite gehad. Echter, in een team moet je je aanpassen, je kunt geen solist blijven. Ik hield altijd het doel voor ogen: het werk moest goed blijven lopen.’ ‘Nooit vergeet ik die rit naar Drente, samen met Henk de Pater. Als bestuurslid gaf hij al voorlichting, maar tot m’n grote verrassing sprak hij toen voor het eerst uit wat in zijn hart leefde, dat hij er wel eens aan dacht mij op te willen volgen.’ ‘Henk’, zei ik, ‘dat zou fantastisch zijn!’
‘Het is doorgegaan. Tot op de dag van vandaag ben ik daar blij mee. Henk heeft structuur aangebracht in veel dingen, hij kan organiseren. Ik ben een doener; hij is een doordenker.’ ‘Bewondering heb ik voor al die mensen die vrijwillig zo veel werk gedaan hebben de afgelopen 25 jaar. Ook kinderen en jongelui. En niet te vergeten de leerkrachten! Want als zij er niet achter staan, doet de hele klas niets. De onderlinge band bij personeel, bestuur en landelijk in de comités is goed. Met sommige comitéleden heb ik jaren opgetrokken. Veel vriendelijkheid en gastvrijheid ondervond ik. Die band moet blijven. Dat is de zíel van een organisatie. Wees professioneel, maar handhaaf een spontane sfeer. Laat het niet ‘clean’ worden. Ik denk ook aan het gebed bij de weekopeningen en – sluitingen op kantoor. Wij bidden voor het werk, maar ze bidden overzee ook voor óns.’
Treinstel
Familie ’t Lam, een hectisch gezin, dankzij Woord en Daad. De invloed op het gezinsleven was vérstrekkend. ‘Ene Henk Liefting verzorgde als ‘oom Henk’ de jeugdrubriek van ons blad. Hij belde een keer dat hij langs wilde komen om erover te praten, op een zaterdagmiddag. Blijkbaar vond hij het zó gezellig dat hij blééf zitten. ’s Avonds at hij mee en eigenlijk is hij nooit meer vertrokken. Hij is al weer heel wat jaren met onze dochter Liesbeth getrouwd.
Er zijn nog meer Woord en Daad-huwelijken gesloten. Een vrouw vertelde me eens dat ze in de trein zat met zo’n linnen W&D-tasje. Een medereizigster vroeg waar ze dat gekocht had. Eind van ’t liedje was dat een zoon een tasje afleverde en daar de dochter van de koopster zag… ‘
‘Geheel anders’
De befaamde slotopmerking. ‘Alles overziend moet ik erkennen dat bij mij het zakelijke wel eens te veel op de voorgrond stond. Je wilde dat er veel geld binnenkwam om des te meer te kunnen doen. Je zag de nood, de armoede, de ziekte en het leed. Je bracht daar iets van over. Steeds meer zie ik er echter de noodzaak van in het geestelijke niet te vergeten. Het raakte me, wat Cock Veldhuizen zei op die forumavond onlangs in Gouda. ‘Succes is nog geen zegen.’ En ook: ‘Zijn wij ‘geheel anders’ omdat wij Christus hebben leren kennen?’ Daar gaat het om. Als een berg heb ik opgezien tegen mijn pensionering. Een weldaad dat ik nu negen jaar na dato nog steeds mag ‘meevaren op de achterplecht’. Vanmorgen las ik Johannes 9. Het voorbeeld van de Heere Jezus: Werk zo lang het dag is; de nacht komt, wanneer niemand werken kan.’
Verschenen in september 1998 in het kwartaalblad van Woord en Daad. Door Joke Martens-Bevelander (1954-2017).
Beeld: Henk Visscher